Verhalend ontwerp
Verhalend ontwerp
Wereldwijd wordt er gebruik gemaakt een benadering die is ontwikkeld door Steve Bell; ‘Storyline Approach to Education’. Deze benadering kan zowel bij wereldoriënterend als taalonderwijs worden ingezet door leerkrachten.
Kenmerken van deze onderwijs vorm is de betrokkenheid van leerlingen en de samenhang tussen verschillende vakken in zinvolle contexten. Leerlingen krijgen de ruimte om zelf invulling te geven aan opdrachten en stellen zich hierbij vragen waar ze antwoorden op zoeken. De leerkracht heeft hierin een belangrijke rol. Hij biedt structuur, nodigt uit tot activiteiten en zorgt voor een uitdagende leeromgeving.
De belangrijkste pijlers van Verhalend Ontwerp zijn (Leraar 24, 2009).:
1. De verhaallijn
2. De episodes (vloeiende overgangen)
3. De sleutelvragen (vragen zonder antwoord van de leerkracht)
4. De incidenten
5. Het Wandfries (zichtbaar chronologisch verloop)
Verhaallijn: De invulling van deze benadering wordt voor een groot deel ingevuld door het verhaal dat wordt aangeboden. Het verhaal vormt de leidraad in deze onderwijsvorm. De leeractiviteiten verlopen als een verhaal. Door gebruik te maken van een verhaal wordt er ingegaan op de werkelijkheid van de leerlingen. Zij worden aangesproken door het verhaal en krijgen hierin ruimte voor eigen inbreng, invulling en nemen initiatieven. Zij leren wat zij belangrijk vinden en dit zorgt voor een grotere betrokkenheid van leerlingen.
Episodes: Door vooraf vast te stellen wat het uiteindelijke doel is zorgt ervoor dat er een duidelijke lijn ontstaat tussen hetgeen de leerlingen willen weten en wat er uiteindelijk geleerd wordt.
Sleutelvragen: Dit zijn vragen zonder antwoord van de leerkracht. Deze vragen dagen leerlingen uit, brengt hen op nieuwe ideeen en inspireren en motiveren leerlingen tot zelf nadenken en zoeken naar oplossingen. Leerlingen kunnen hierin ook hun eigen ervaringen kwijt.
Incidenten: Wanneer het enthousiasme en de motiviatie wegzakt kan de leerkracht zorgen voor een incident. Door de incidenten vorm te geven kan de leerkracht een draai geven aan de leerstof en de leerlingen opnieuw motiveren en inspireren en ze de juiste kant op sturen. Een incident werkt als een soort nieuwe impuls.
Wandfries: Op een centrale plek in de klas kan de leerkracht ruimte vrijmaken voor een wandfries. Hier plaatsen de leerlingen alle informatie in chronologische volgorde zodat zij hun voortgang kunnen bekijken en krijgen ze hier inzicht in. Ze kunnen zien wat zij hebben bereikt.
De rol van de leerkracht bij Verhalend Ontwerp
Tijdens het verhalend ontwerp zijn vooral de leerlingen actief en bepalen zij waar ze mee aan het werk gaan. De leerkracht lijkt een ondergeschikte rol te hebben. Toch is de rol van de leerkracht van groot belang. De leerkracht zorgt voor een goede rode draad tijdens het project. De verhaallijn moet leerlingen aanspreken, uitdagen en kloppen. De leerkracht moet sleutelvragen bedenken waarmee hij leerlingen kan stimuleren, uitdagen en prikkelen zodat de leerlingen geinspireerd worden en werken vanuit eigen ervaring. Ook moet de leerkracht kunnen inspelen op hetgeen de leerlingen willen weten en daar sturing aangeven. Dit zal hij doen vanuit incidenten. Organisatorisch vergt een verhalend ontwerp ook veel van een leerkracht. Er moet materiaal beschikbaar zijn, niet alleen internetbronnen maar ook boeken, tijdschriften en voorwerpen. Het materiaal dat beschikbaar is moet aanspreken. Daarnaast moet de leerkracht zorgen voor verwerkingsmateriaal. De leerkracht is tijdens een verhalend ontwerp vooral bezig leerlingen leren te leren.
Koppeling Project Nicaragua
Tijdens het project wordt er gebruik gemaakt van een Verhalend Ontwerp. In vier lessen van 1 uur zullen de leerlingen meer te weten komen over het land Nicaragua.
Episode 1: Er komt een brief van DOS; of de leerlingen willen mee doen aan het project wandelen voor water – Er wordt gewandeld voor kinderen uit Nicaragua – Waar ligt Nicargua? Waarom vragen ze deze leerlingen? Is Nicaragua arm? Gaan kinderen daar naar school? – Leerlingen stellen onderzoeksvragen op (d.m.v. placemat)
Episode 2: Er komt een brief van een kunstenaar; Hij komt naar Nederland voor de wandeltocht. Hij wil in de klas komen kijken – Leerlingen bedenken hoe ze de kunstenaar kunnen laten zien wat zij weten – Werkvorm Museum. Wat staat er in een museum? Hoe ziet een museum eruit? Welke informatie zie je in een museum? Hoe maak je een museum? Wat willen zij laten zien?
Episode 3: Leerlingen maken een museum; Wat willen zij laten zien? Hoe gaan ze dat laten zien? (kunstwerken) Hoe creeren ze een mooie plek?
Episode 4: Leerlingen bezoeken een museum (virtueel, d.m.v. filmmateriaal) Wat hoort er in hún museum? Wat willen zij laten zien? Welke rollen heb je in een museum? Hoe geven zij hun informatie weer?
Vervolg episodes:
· Leerlingen wandelen voor water.
· Kunstenaar komt op bezoek.
Leerlingen maken met kunstenaar een kunstwerk .
Wereldwijd wordt er gebruik gemaakt een benadering die is ontwikkeld door Steve Bell; ‘Storyline Approach to Education’. Deze benadering kan zowel bij wereldoriënterend als taalonderwijs worden ingezet door leerkrachten.
Kenmerken van deze onderwijs vorm is de betrokkenheid van leerlingen en de samenhang tussen verschillende vakken in zinvolle contexten. Leerlingen krijgen de ruimte om zelf invulling te geven aan opdrachten en stellen zich hierbij vragen waar ze antwoorden op zoeken. De leerkracht heeft hierin een belangrijke rol. Hij biedt structuur, nodigt uit tot activiteiten en zorgt voor een uitdagende leeromgeving.
De belangrijkste pijlers van Verhalend Ontwerp zijn (Leraar 24, 2009).:
1. De verhaallijn
2. De episodes (vloeiende overgangen)
3. De sleutelvragen (vragen zonder antwoord van de leerkracht)
4. De incidenten
5. Het Wandfries (zichtbaar chronologisch verloop)
Verhaallijn: De invulling van deze benadering wordt voor een groot deel ingevuld door het verhaal dat wordt aangeboden. Het verhaal vormt de leidraad in deze onderwijsvorm. De leeractiviteiten verlopen als een verhaal. Door gebruik te maken van een verhaal wordt er ingegaan op de werkelijkheid van de leerlingen. Zij worden aangesproken door het verhaal en krijgen hierin ruimte voor eigen inbreng, invulling en nemen initiatieven. Zij leren wat zij belangrijk vinden en dit zorgt voor een grotere betrokkenheid van leerlingen.
Episodes: Door vooraf vast te stellen wat het uiteindelijke doel is zorgt ervoor dat er een duidelijke lijn ontstaat tussen hetgeen de leerlingen willen weten en wat er uiteindelijk geleerd wordt.
Sleutelvragen: Dit zijn vragen zonder antwoord van de leerkracht. Deze vragen dagen leerlingen uit, brengt hen op nieuwe ideeen en inspireren en motiveren leerlingen tot zelf nadenken en zoeken naar oplossingen. Leerlingen kunnen hierin ook hun eigen ervaringen kwijt.
Incidenten: Wanneer het enthousiasme en de motiviatie wegzakt kan de leerkracht zorgen voor een incident. Door de incidenten vorm te geven kan de leerkracht een draai geven aan de leerstof en de leerlingen opnieuw motiveren en inspireren en ze de juiste kant op sturen. Een incident werkt als een soort nieuwe impuls.
Wandfries: Op een centrale plek in de klas kan de leerkracht ruimte vrijmaken voor een wandfries. Hier plaatsen de leerlingen alle informatie in chronologische volgorde zodat zij hun voortgang kunnen bekijken en krijgen ze hier inzicht in. Ze kunnen zien wat zij hebben bereikt.
De rol van de leerkracht bij Verhalend Ontwerp
Tijdens het verhalend ontwerp zijn vooral de leerlingen actief en bepalen zij waar ze mee aan het werk gaan. De leerkracht lijkt een ondergeschikte rol te hebben. Toch is de rol van de leerkracht van groot belang. De leerkracht zorgt voor een goede rode draad tijdens het project. De verhaallijn moet leerlingen aanspreken, uitdagen en kloppen. De leerkracht moet sleutelvragen bedenken waarmee hij leerlingen kan stimuleren, uitdagen en prikkelen zodat de leerlingen geinspireerd worden en werken vanuit eigen ervaring. Ook moet de leerkracht kunnen inspelen op hetgeen de leerlingen willen weten en daar sturing aangeven. Dit zal hij doen vanuit incidenten. Organisatorisch vergt een verhalend ontwerp ook veel van een leerkracht. Er moet materiaal beschikbaar zijn, niet alleen internetbronnen maar ook boeken, tijdschriften en voorwerpen. Het materiaal dat beschikbaar is moet aanspreken. Daarnaast moet de leerkracht zorgen voor verwerkingsmateriaal. De leerkracht is tijdens een verhalend ontwerp vooral bezig leerlingen leren te leren.
Koppeling Project Nicaragua
Tijdens het project wordt er gebruik gemaakt van een Verhalend Ontwerp. In vier lessen van 1 uur zullen de leerlingen meer te weten komen over het land Nicaragua.
Episode 1: Er komt een brief van DOS; of de leerlingen willen mee doen aan het project wandelen voor water – Er wordt gewandeld voor kinderen uit Nicaragua – Waar ligt Nicargua? Waarom vragen ze deze leerlingen? Is Nicaragua arm? Gaan kinderen daar naar school? – Leerlingen stellen onderzoeksvragen op (d.m.v. placemat)
Episode 2: Er komt een brief van een kunstenaar; Hij komt naar Nederland voor de wandeltocht. Hij wil in de klas komen kijken – Leerlingen bedenken hoe ze de kunstenaar kunnen laten zien wat zij weten – Werkvorm Museum. Wat staat er in een museum? Hoe ziet een museum eruit? Welke informatie zie je in een museum? Hoe maak je een museum? Wat willen zij laten zien?
Episode 3: Leerlingen maken een museum; Wat willen zij laten zien? Hoe gaan ze dat laten zien? (kunstwerken) Hoe creeren ze een mooie plek?
Episode 4: Leerlingen bezoeken een museum (virtueel, d.m.v. filmmateriaal) Wat hoort er in hún museum? Wat willen zij laten zien? Welke rollen heb je in een museum? Hoe geven zij hun informatie weer?
Vervolg episodes:
· Leerlingen wandelen voor water.
· Kunstenaar komt op bezoek.
Leerlingen maken met kunstenaar een kunstwerk .