Didactische werkvormen
Didactische Analyse- model
De Nederlandse onderwijskundige van Gelder heeft het ‘didactische analyse’- model ontwikkeld. Hierin wordt een basis gelegd voor het voorbereiden van onderwijsactiviteiten, zowel losse als samenhangende lesinhouden.
Met behulp van dit model kan een onderwijsactiviteit worden vormgegeven aan de hand van een aantal stappen. Door het model te volgen kan er afhankelijk van de beoogde doelen stap voor stap worden besloten welke activiteiten en werkvormen passen bij het einddoel.
Stap 1: De beginsituatie bepalen. Door de klas te kennen en te ervaren wat leerlingen kunnen zul je de beginsituatie moeten inschatten. Wat weten de leerlingen al? Wat heeft de interesse van de leerlingen? Wat speelt zich af in de leefwereld van de leerlingen? Wat is hun etnische, sociale en culturele achtergrond?
Stap 2: Doelstelling. Wat wil de leerkracht bereiken met zijn leeractiviteit. De doelen die hier worden gesteld zullen algemeen zijn (samenwerkend leren, verantwoordelijkheid laten nemen, eigen initiiatief) en specifiek (aan het eind van deze les zullen de leerlingen de tafel van 10 kennen).
Stap 3: Onderwijsleersituatie. Dit is de eigenlijke onderwijs- en leeractiviteit. (rekenen, blz. 5, tafelsommen van 10)
Stap 4: Didactische werkvormen. Hier wordt bepaald op welke manier de leerkracht de lesstof overbrengt. Dit kan op verschillende manieren zoals: demonstreren, uitleggen, beurten geven, vragen stellen etc. In het onderwijs kunnen we 3 verschillende didactische werkvormen onderscheiden.
· Docentgestuurde les
· Gedeeld gestuurde les
· Leerling gestuurd
Docentgestuurde les: De leerkracht legt uit, houdt een betoog, instrueert leerlingen en vertelt verhalen. De leerling luistert, let op, denkt mee en stelt vragen. De leerling heeft een inactieve rol.
Gedeeld gestuurde les: De leerkracht houdt een rollenspel, start een discussie/debat, voert een klassengesprek. De leerling heeft interactie met de docent, spreekt mee, geeft feedback en denkt zelfstandig. De leerling heeft een actieve rol.
Leerling gestuurd: De leerkracht geeft opdracht en begeleidt hierin. Er kan sprake zijn van groepswerk, spreekbeurt, werkstuk of een project. De leerling plant zijn eigen werken en tijd, werkt samen, werkt individueel, overlegt met anderen. (Wilschut, 2004)
Stap 5: Groeperingsvormen. Leerlingen kunnen tijdens het leren ingedeeld worden in verschillende groeperingsvormen. Van belang is dat er vooraf wordt gekeken naar het doel wat de leerkracht voor ogen heeft. Welke groeperingsvorm past het beste bij en is het meest effectief bij het beoogde doel:
· Carré (klassikale opstelling, te gebruiken bij klassikale instructie, spreekbeurten etc.)
· Rijen of tweetallen (individueel, zelfstandig werken of toetsen)
· Viertallen (samenwerking, groepswerk)
· Kringopstelling (discussievormen, leergesprek)
Stap 6: Leerinhoud. Ondewerpen die gericht zijn op kennis, vaardigheden en attitude. Deze inhouden zijn gevormd door de beginsituatie van de leerling, het doel wat de leerkracht voor ogen heeft, de visie van de school en de kerndoelen voor het basisonderwijs.
Stap 7: Leeractiviteit. Hier kan per leerinhoud anders vorm aan worden gegeven. Welke activiteit past het beste bij het doel dat de leerkracht voor ogen heeft en welke inhoud er wordt behandeld.
Stap 8: Onderwijsleermiddelen. Om leerlingen zo effectief en efficient mogelijk te laten leren bij het doel wat de leerkracht voor ogen heeft kunnen er verschillende onderwijsleermiddelen worden ingezet. Er kan bijvoorbeeld een powerpoint worden getoond bij een spreekbeurt of er kan een kringesprek worden gehouden naar aanleiding van een boek of een afbeelding.
Stap 9: Evaluatie. Er kan worden geevalueerd aan de hand van de doelstelling, activiteit, groepswerk. De evaluatie kan worden gedaan door leerkracht, leerlingen of samen. (Alkema et al., 2006)
Activerende Instructie-model
Het belangrijkste kenmerk van activerende directe instructie is dat leerlingen op interactieve manieren leren. Het model wordt vooral gebruikt bij instrumentele vakken (vakken die ten dienste staan om te leren) zoals rekenen, taal, schrijven, lezen en het vak wereldorientatie. Het model is gestructureerd en bestaat uit 7 stappen:
1. Terugblik - voorkennis activeren of terugblikken op wat er al is geleerd
(wie kan mij vertellen hoe we deze som 5x6= hebben opgelost de vorige keer?)
2. Orientatie - onderwerp van de les aan de orde laten komen
(ik ga een stapje verder, hoe kunnen we deze som dan oplossen? 5x6x2=)
3. Uitleg – instructie
(als ik weet dat 5x6 30 is, wat doe ik hierna dan? 30x2= )
4. Begeleide inoefening – leerlingen onder begeleiding laten oefenen
(we gaan het stap voor stap samen doen, 3x5x4=…, 3x5=15, 15x4= 60)
5. Zelfstandige verwerking – de leerlingen starten direct zelf
6. Evaluatie – nabespreken wat goed en slecht ging
7. Terug – en vooruitblik – bespreken vervolgactiviteit
Overzicht didactische werkvormen
Welke didactische werkvorm er wordt toegepast is afhankelijk van het lesdoel dat de leerkracht heeft. Door verschillende werkvormen te kennen en te beheersen kan een leerkracht bij verschillende situaties en lesdoelen een geschikte werkvorm aanbieden waardoor leerlingen efficient leren. De toegepaste werkvormen zijn gerelateerd aan de beginsituatie, leerinhoud, leeractiviteit en leerstijl van leerlingen.
· Instructievormen
· Interactievormen
· Opdrachtvormen
· Samenwerkingsvormen
· Spelvormen
Instructievormen zijn geschikt voor het doorgeven van informatie, inleiden van een nieuw onderwerp, overbrengen van kennis. Instructie kan gegeven worden op verschillende manieren. Voorbeelden hiervan zijn doceren (helder betoog) vertellen (duidelijke qlimax) excursies (uitstapje, levensecht) film, video, voorlezen, demonstreren.
Interactievormen zijn gecreeerde situaties tussen leerling en leerkracht, leerlingen onderling waarbij er kennis, ervaringen en belevenissen worden uitgewisseld door middel van gespreksvormen. Voorbeelden van zulke gesprekken zijn kringgesprekken, onderwijsleergesprekken, forumdiscussies (soort debat). Van belang is dat er duidelijke regels zijn (niet door elkaar heen praten), wanneer er gebruik gemaakt wordt van onderwijsleermiddelen dat deze goed zichtbaar zijn voor iedereen en dat er op de juiste manier vragen worden gesteld (door leerkracht). Toepassingen van verschillende soorten vragen zijn: waarnemingsvragen, geheugenvragen, creativiteitsvragen, denkvragen.
Opdrachtvormen bestaan uit taken die leerlingen krijgen of zelf kiezen. Deze taken kunnen zij individueel, in tweetallen, in groepjes of klassikaal maken. Er zijn drie hoofdvormen te onderscheiden. Deze vormen richten zich op:
1. onderzoek/studie (zelf opzoeken)
2. ‘werken’ (iets ontwerpen)
3. Weergeven van informatie/ delen van informatie (toneel, museum)
Samenwerkingsvormen zijn gebaseerd op cooperatief leren zodat leerlingenvan elkaar leren. Dit zou beter en makkelijker moeten gaan dan wanneer zij dit individueel doen. Samenwerkend leren kan in groepjes of tweetallen. De samenstelling hiervan kan worden bepaald door verschillende criteria zoals: interesses, niveau, vorderingen, sociogram. De opbouw van de samenwerkingsvormen is belangrijk wanneer de leerkracht het samenwerken wil bevorderen en het maximale uit de samenwerking wil halen.
Stap 1: Werken in groepen: leerlingen werken individueel en kunnen gebruik maken hun maatje.
Stap 2: werken aan een groepsresultaat: door vooraf duidelijke afspraken te maken worden overleg, samenwerking en het luisteren naar elkaar bevorderd.
Stap 3: Groepswerk: veelal toegepast van projectonderwijs. De leerlingen hebben een duidelijk omgeschreven taak waaraan zij werken.
Spelvormen kunnen worden ingedeeld in vrij spel en geleid spel. Deze werkvorm is van toepassing op de onderbouw van het primair onderwijs. Er kan worden gekozen uit verschillende spelmaterialen die zijn ingedeeld op niveau, soort materiaal of een combinatie hiervan. Voorbeelden zijn poppenspel, leerspel, rollenspel.
Toegepaste didactiek wereldorientatie
Didactische vierslag Om leerlingen nieuwe kennis eigen te laten maken kan er gebruik worden gemaakt van het onderwijsconcept de didactische vierslag. Deze bestaat uit:
- Waarnemen
- Herkennen
- Verklaren
- Waarderen
Waarnemen: Wat zie je? Waar zie je dat? Hoe ziet het er uit? Welke kenmerken zijn er?
Herkennen: Waar heb je dit eerder gezien? Zie je het ook wel eens ergens anders? Hoe ziet het er daar uit? Wat herken je?
Verklaren: Waarom is het daar? Waarom zie het er daar zo uit?
Waarderen: Wat vind ik er van? Wat betekend het voor mij? Kan het ook anders? (Alkema et al., 2006)
Koppeling Nicaragua Project
Voor het project is er gekozen om verschillende didactieken toe te passen. Het project is uitgevoerd in een projectvorm zoals beschreven onder het kopje ‘Projectonderwijs’. Toch wil dat niet zeggen dat er enkel gebruik is gemaakt van die specifieke werkvorm. Er is gekozen voor een combinatie tussen de projectvorm en activerende didactieken die zijn vormgegeven vanuit de didactische modellen zoals hierboven beschreven. Door vooraf de doelstellingen helder en duidelijk te krijgen is de invulling hieraan makkelijker doordat er gebruik is gemaakt van de verschillende didactische modellen. Tevens zijn er verschillende didactische werkvormen toegepast zoals verschillende instructievormen (klassikale start met brief), interactievormen (leerlingen ruimte bieden ervaringen en kennis te delen bij verwerkingsopdrachten) verschillende opdrachtvormen (maken van kunstwerk (werkvorm gericht op ‘werken’) verzamelen van informatie in groepen (werkvorm gericht op studie) en het creeeren van een museum (werkvorm gericht op weergeven van informatie)). Tijdens de eerste les wordt er gebruik gemaakt van het didactische vierslag-model.
Beginsituatie: De leerlingen weten niks over het land Nicaragua (specifiek) maar wel over Zuid-Amerika. Klimaat, landschap etc. Zij weten hoe zij informatie kunnen verzamelen via internet (zoekmachines, informatieve sites) en hoe zij dit kunnen verwerken in een werkstukje.
Doelstelling: Aan het eind van deze les hebben de leerlingen kennis gemaakt met het land Nicaragua en hebben zij gewerkt aan onderzoeksvragen bij een subthema dat hen aanspreekt door middel van de didactische vierslag-model. Hierbij hebben zij juist samengewerkt, naar elkaar geluisterd en in overleg met elkaar besloten wat zij willen weten, opzoeken en onderzoeken.
Didactische werkvorm: Leerkracht geeft klassikale instructie/introductie. Motiveert tot onderzoek door het stellen van vragen.
Groeperingsvorm: Carre tijdens klassikale instructie/introductie, viertallen bij onderzoeksvragen opstellen.
Leerinhoud: Welke kennis willen de leerlingen opdoen ten aanzien van het land Nicaragua en op welke manier en waar willen zij dit verzamelen.
Leeractiviteiten: Didactische vierslag door middel van een placemat met foto van onderwerp.
Onderwijsleermiddelen: Brief aan de klas, foto’s van Nicaragua, placemat-model.
Evaluatie: Welke vragen zijn er opgesteld, welke vragen zijn goed, welke niet, eventuele aanpassingen.
De Nederlandse onderwijskundige van Gelder heeft het ‘didactische analyse’- model ontwikkeld. Hierin wordt een basis gelegd voor het voorbereiden van onderwijsactiviteiten, zowel losse als samenhangende lesinhouden.
Met behulp van dit model kan een onderwijsactiviteit worden vormgegeven aan de hand van een aantal stappen. Door het model te volgen kan er afhankelijk van de beoogde doelen stap voor stap worden besloten welke activiteiten en werkvormen passen bij het einddoel.
Stap 1: De beginsituatie bepalen. Door de klas te kennen en te ervaren wat leerlingen kunnen zul je de beginsituatie moeten inschatten. Wat weten de leerlingen al? Wat heeft de interesse van de leerlingen? Wat speelt zich af in de leefwereld van de leerlingen? Wat is hun etnische, sociale en culturele achtergrond?
Stap 2: Doelstelling. Wat wil de leerkracht bereiken met zijn leeractiviteit. De doelen die hier worden gesteld zullen algemeen zijn (samenwerkend leren, verantwoordelijkheid laten nemen, eigen initiiatief) en specifiek (aan het eind van deze les zullen de leerlingen de tafel van 10 kennen).
Stap 3: Onderwijsleersituatie. Dit is de eigenlijke onderwijs- en leeractiviteit. (rekenen, blz. 5, tafelsommen van 10)
Stap 4: Didactische werkvormen. Hier wordt bepaald op welke manier de leerkracht de lesstof overbrengt. Dit kan op verschillende manieren zoals: demonstreren, uitleggen, beurten geven, vragen stellen etc. In het onderwijs kunnen we 3 verschillende didactische werkvormen onderscheiden.
· Docentgestuurde les
· Gedeeld gestuurde les
· Leerling gestuurd
Docentgestuurde les: De leerkracht legt uit, houdt een betoog, instrueert leerlingen en vertelt verhalen. De leerling luistert, let op, denkt mee en stelt vragen. De leerling heeft een inactieve rol.
Gedeeld gestuurde les: De leerkracht houdt een rollenspel, start een discussie/debat, voert een klassengesprek. De leerling heeft interactie met de docent, spreekt mee, geeft feedback en denkt zelfstandig. De leerling heeft een actieve rol.
Leerling gestuurd: De leerkracht geeft opdracht en begeleidt hierin. Er kan sprake zijn van groepswerk, spreekbeurt, werkstuk of een project. De leerling plant zijn eigen werken en tijd, werkt samen, werkt individueel, overlegt met anderen. (Wilschut, 2004)
Stap 5: Groeperingsvormen. Leerlingen kunnen tijdens het leren ingedeeld worden in verschillende groeperingsvormen. Van belang is dat er vooraf wordt gekeken naar het doel wat de leerkracht voor ogen heeft. Welke groeperingsvorm past het beste bij en is het meest effectief bij het beoogde doel:
· Carré (klassikale opstelling, te gebruiken bij klassikale instructie, spreekbeurten etc.)
· Rijen of tweetallen (individueel, zelfstandig werken of toetsen)
· Viertallen (samenwerking, groepswerk)
· Kringopstelling (discussievormen, leergesprek)
Stap 6: Leerinhoud. Ondewerpen die gericht zijn op kennis, vaardigheden en attitude. Deze inhouden zijn gevormd door de beginsituatie van de leerling, het doel wat de leerkracht voor ogen heeft, de visie van de school en de kerndoelen voor het basisonderwijs.
Stap 7: Leeractiviteit. Hier kan per leerinhoud anders vorm aan worden gegeven. Welke activiteit past het beste bij het doel dat de leerkracht voor ogen heeft en welke inhoud er wordt behandeld.
Stap 8: Onderwijsleermiddelen. Om leerlingen zo effectief en efficient mogelijk te laten leren bij het doel wat de leerkracht voor ogen heeft kunnen er verschillende onderwijsleermiddelen worden ingezet. Er kan bijvoorbeeld een powerpoint worden getoond bij een spreekbeurt of er kan een kringesprek worden gehouden naar aanleiding van een boek of een afbeelding.
Stap 9: Evaluatie. Er kan worden geevalueerd aan de hand van de doelstelling, activiteit, groepswerk. De evaluatie kan worden gedaan door leerkracht, leerlingen of samen. (Alkema et al., 2006)
Activerende Instructie-model
Het belangrijkste kenmerk van activerende directe instructie is dat leerlingen op interactieve manieren leren. Het model wordt vooral gebruikt bij instrumentele vakken (vakken die ten dienste staan om te leren) zoals rekenen, taal, schrijven, lezen en het vak wereldorientatie. Het model is gestructureerd en bestaat uit 7 stappen:
1. Terugblik - voorkennis activeren of terugblikken op wat er al is geleerd
(wie kan mij vertellen hoe we deze som 5x6= hebben opgelost de vorige keer?)
2. Orientatie - onderwerp van de les aan de orde laten komen
(ik ga een stapje verder, hoe kunnen we deze som dan oplossen? 5x6x2=)
3. Uitleg – instructie
(als ik weet dat 5x6 30 is, wat doe ik hierna dan? 30x2= )
4. Begeleide inoefening – leerlingen onder begeleiding laten oefenen
(we gaan het stap voor stap samen doen, 3x5x4=…, 3x5=15, 15x4= 60)
5. Zelfstandige verwerking – de leerlingen starten direct zelf
6. Evaluatie – nabespreken wat goed en slecht ging
7. Terug – en vooruitblik – bespreken vervolgactiviteit
Overzicht didactische werkvormen
Welke didactische werkvorm er wordt toegepast is afhankelijk van het lesdoel dat de leerkracht heeft. Door verschillende werkvormen te kennen en te beheersen kan een leerkracht bij verschillende situaties en lesdoelen een geschikte werkvorm aanbieden waardoor leerlingen efficient leren. De toegepaste werkvormen zijn gerelateerd aan de beginsituatie, leerinhoud, leeractiviteit en leerstijl van leerlingen.
· Instructievormen
· Interactievormen
· Opdrachtvormen
· Samenwerkingsvormen
· Spelvormen
Instructievormen zijn geschikt voor het doorgeven van informatie, inleiden van een nieuw onderwerp, overbrengen van kennis. Instructie kan gegeven worden op verschillende manieren. Voorbeelden hiervan zijn doceren (helder betoog) vertellen (duidelijke qlimax) excursies (uitstapje, levensecht) film, video, voorlezen, demonstreren.
Interactievormen zijn gecreeerde situaties tussen leerling en leerkracht, leerlingen onderling waarbij er kennis, ervaringen en belevenissen worden uitgewisseld door middel van gespreksvormen. Voorbeelden van zulke gesprekken zijn kringgesprekken, onderwijsleergesprekken, forumdiscussies (soort debat). Van belang is dat er duidelijke regels zijn (niet door elkaar heen praten), wanneer er gebruik gemaakt wordt van onderwijsleermiddelen dat deze goed zichtbaar zijn voor iedereen en dat er op de juiste manier vragen worden gesteld (door leerkracht). Toepassingen van verschillende soorten vragen zijn: waarnemingsvragen, geheugenvragen, creativiteitsvragen, denkvragen.
Opdrachtvormen bestaan uit taken die leerlingen krijgen of zelf kiezen. Deze taken kunnen zij individueel, in tweetallen, in groepjes of klassikaal maken. Er zijn drie hoofdvormen te onderscheiden. Deze vormen richten zich op:
1. onderzoek/studie (zelf opzoeken)
2. ‘werken’ (iets ontwerpen)
3. Weergeven van informatie/ delen van informatie (toneel, museum)
Samenwerkingsvormen zijn gebaseerd op cooperatief leren zodat leerlingenvan elkaar leren. Dit zou beter en makkelijker moeten gaan dan wanneer zij dit individueel doen. Samenwerkend leren kan in groepjes of tweetallen. De samenstelling hiervan kan worden bepaald door verschillende criteria zoals: interesses, niveau, vorderingen, sociogram. De opbouw van de samenwerkingsvormen is belangrijk wanneer de leerkracht het samenwerken wil bevorderen en het maximale uit de samenwerking wil halen.
Stap 1: Werken in groepen: leerlingen werken individueel en kunnen gebruik maken hun maatje.
Stap 2: werken aan een groepsresultaat: door vooraf duidelijke afspraken te maken worden overleg, samenwerking en het luisteren naar elkaar bevorderd.
Stap 3: Groepswerk: veelal toegepast van projectonderwijs. De leerlingen hebben een duidelijk omgeschreven taak waaraan zij werken.
Spelvormen kunnen worden ingedeeld in vrij spel en geleid spel. Deze werkvorm is van toepassing op de onderbouw van het primair onderwijs. Er kan worden gekozen uit verschillende spelmaterialen die zijn ingedeeld op niveau, soort materiaal of een combinatie hiervan. Voorbeelden zijn poppenspel, leerspel, rollenspel.
Toegepaste didactiek wereldorientatie
Didactische vierslag Om leerlingen nieuwe kennis eigen te laten maken kan er gebruik worden gemaakt van het onderwijsconcept de didactische vierslag. Deze bestaat uit:
- Waarnemen
- Herkennen
- Verklaren
- Waarderen
Waarnemen: Wat zie je? Waar zie je dat? Hoe ziet het er uit? Welke kenmerken zijn er?
Herkennen: Waar heb je dit eerder gezien? Zie je het ook wel eens ergens anders? Hoe ziet het er daar uit? Wat herken je?
Verklaren: Waarom is het daar? Waarom zie het er daar zo uit?
Waarderen: Wat vind ik er van? Wat betekend het voor mij? Kan het ook anders? (Alkema et al., 2006)
Koppeling Nicaragua Project
Voor het project is er gekozen om verschillende didactieken toe te passen. Het project is uitgevoerd in een projectvorm zoals beschreven onder het kopje ‘Projectonderwijs’. Toch wil dat niet zeggen dat er enkel gebruik is gemaakt van die specifieke werkvorm. Er is gekozen voor een combinatie tussen de projectvorm en activerende didactieken die zijn vormgegeven vanuit de didactische modellen zoals hierboven beschreven. Door vooraf de doelstellingen helder en duidelijk te krijgen is de invulling hieraan makkelijker doordat er gebruik is gemaakt van de verschillende didactische modellen. Tevens zijn er verschillende didactische werkvormen toegepast zoals verschillende instructievormen (klassikale start met brief), interactievormen (leerlingen ruimte bieden ervaringen en kennis te delen bij verwerkingsopdrachten) verschillende opdrachtvormen (maken van kunstwerk (werkvorm gericht op ‘werken’) verzamelen van informatie in groepen (werkvorm gericht op studie) en het creeeren van een museum (werkvorm gericht op weergeven van informatie)). Tijdens de eerste les wordt er gebruik gemaakt van het didactische vierslag-model.
Beginsituatie: De leerlingen weten niks over het land Nicaragua (specifiek) maar wel over Zuid-Amerika. Klimaat, landschap etc. Zij weten hoe zij informatie kunnen verzamelen via internet (zoekmachines, informatieve sites) en hoe zij dit kunnen verwerken in een werkstukje.
Doelstelling: Aan het eind van deze les hebben de leerlingen kennis gemaakt met het land Nicaragua en hebben zij gewerkt aan onderzoeksvragen bij een subthema dat hen aanspreekt door middel van de didactische vierslag-model. Hierbij hebben zij juist samengewerkt, naar elkaar geluisterd en in overleg met elkaar besloten wat zij willen weten, opzoeken en onderzoeken.
Didactische werkvorm: Leerkracht geeft klassikale instructie/introductie. Motiveert tot onderzoek door het stellen van vragen.
Groeperingsvorm: Carre tijdens klassikale instructie/introductie, viertallen bij onderzoeksvragen opstellen.
Leerinhoud: Welke kennis willen de leerlingen opdoen ten aanzien van het land Nicaragua en op welke manier en waar willen zij dit verzamelen.
Leeractiviteiten: Didactische vierslag door middel van een placemat met foto van onderwerp.
Onderwijsleermiddelen: Brief aan de klas, foto’s van Nicaragua, placemat-model.
Evaluatie: Welke vragen zijn er opgesteld, welke vragen zijn goed, welke niet, eventuele aanpassingen.